Neoliberalisme en de farce van gelijkheid

door | februari 8, 2018

Als iedereen gek is, is iedereen normaal. Zo, de toon is gezet. Heel lang dacht ik dat het neoliberalisme een ontsporing was, een kromdenken, een abberatie van gezond verstand, en een kronkel die zich vanzelf wel weer zou uitfaseren. Maar vorig jaar las ik een stuk in The Guardian (de longread is hier) en ik ben er niet meer zo zeker van dat wij als maatschappij snel van het neoliberalisme af zijn. Sinds 1982, toen Lubbers I aantrad, dus ruim 35 jaar geleden, 35!) is het politiek klimaat in Nederland neoliberaal, met bezuinigingen, besparingen, kortingen, en een kasboekeconomie met een preoccupatie voor handel, geld en winst. Alles draait steeds om geld en meer geld, en inmiddels is meer dan een generatie met dat “gedachtegoed” opgegroeid, en weet niet beter. Het neoliberalisme heeft de maatschappij doordesemd, maar als iedereen gek is, is iedereen normaal. Niemand heeft nog een probleem met de neoliberale ontsporing. Nou ja, ik wel dus.

Ontsporing?

Yep.

Laat ik eerst even de kenmerken van het neoliberalisme opnoemen zoals die genoemd zijn in bovengenoemd artikel. Even niet protesteren, gewoon even op je laten inwerken en voorbeelden in het dagelijks leven bedenken.

Die kenmerken zijn:
– de burger is een consument.
– competitie is een drijfveer tot handelen
– de markt is leidend
– alle belemmeringen die de markt verstoren moet worden opgeheven en bestreden
– belastingen moeten omlaag
– privatisering van publieke diensten
– er zijn winnaars en er zijn verliezers
– verlies is je eigen schuld
– ongeluk en tegenslag is de schuld van de getroffene: slachtoffer is dader
– de burger is niet gelijk: iedereen krijgt wat die verdient

Sinds 1982 hebben wij allemaal dat consequent meegekregen. Dat hebben wij geleerd, wij weten niet beter.

Je ziet het ook terug in de maatschappij. Hoeveel reclame krijg je niet over je heen uitgestort? Alles draait om handel, met verleidingen die stuk voor stuk zeggen dat ze beter zijn dan de andere, en zelf “nu nog beter” dan vorig jaar. Op televisie, radio, internet, tijdschriften, kranten, folders, op straat, allemaal gebedel met aansporingen tot kopen kopen kopen. We moeten vooral kopen. De wereld gaat aan consumptie ten onder.
Daartegenover staan lagere lonen en hogere winsten voor de bedrijven. Waar blijft dat geld? Economie zou (helaas) floreren, maar wie ziet dat terug? Niet de burger, die moet het doen met een schamel bevochten CAO-verhoging. Nee, dat geld gaat naar de bobo’s en de aandeelhouders, die het vervolgens wegsluizen naar belastingparadijzen om daarna nog meer te kunnen wegsluizen. De Panamapapers geven een ontluisterend beeld van een schaduweconomie, die buiten het zicht van derden miljarden rondschuiven. Schandalig! En ze vinden het gewoon.

Maar het is toch niet verboden door de wet? Dan mag het toch?

Nee, het is niet verboden door de wet. Maar dat betekent niet dat het wel mag. Wet is niet anders dan gecodificeerd recht en verboden betreffen alleen mogelijke handelingen waarop geen taboe rust. Het is bijvoorbeeld niet verboden om poep te eten. Een verbod was ook niet nodig, want niemand zal dat doen. Het is immers goor en een taboe. Het taboe maakt een verbod onnodig. Waarom zou je iets verbieden dat toch niet gebeurt? Zo was bestialiteit tot in 2010 ook niet verboden: men achtte dat een taboe waaraan niemand zich schuldig maakte. Totdat bleek dat het voor sommigen helemaal niet zo’n taboe was, en dus kwam er een wet tegen.
Het feit dat iets niet in de wet staat, betekent niet dat iets dan automatisch is toegestaan. De ironie wil dat de Panamapapers een schaduweconomie blootleggen die blijkbaar niet zichtbaar mocht zijn. Dat zegt al genoeg.

Maar het allerergste vind ik nog wel dat niemand gelijk aan elkaar is. Oh, de wet zegt dat wel. Ik kwoot even artikel 1, het gelijkheidsbeginsel van de Grondwet:

Artikel 1

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. (bron).

Mooie zinnen hoor. Mooi geformuleerd. Hoofdletter vooraf. Punt ter afsluiting. Maar verder krachteloos. Holle frasen. Veel woorden, maar verder betekenisloos.

Want wat staat er verderop in de Grondwet? Kijk even naar artikel 120 GW.

Artikel 120

De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen. (bron)

De Grondwet die het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 bevat, verbiedt de rechter de grondwettigheid van wetten en verdragen aan de Grondwet te toetsen. Dezelfde Grondwet dus. Dat betekent dat lagere discriminerende wetten, die door de Kamers zijn getrokken en aangenomen, gewoon naast de Grondwet kunnen blijven bestaan omdat de rechter zulke wetten niet buiten werking kan stellen. Dat maakt artikel 1 van de Grondwet een holle frase, een verzameling woorden zonder enige kracht en betekenis. Ga je naar de rechter om een wet aan te vechten op basis van artikel 1… kom je van een koude kermis thuis en blijft de wet bestaan. Daar sta je dan met je goede bedoelingen. Moet je naar het Europees Hof van Justitie om misschien daar nul op het rekest te krijgen.

Oefening: bedenk zelf eens waar gebeurde situaties waarin gelijke situaties verschillend werden geïnterpreteerd, en waarin betrokkenen anders werden behandeld. Gaat makkelijk hé? Ja, want mensen zijn tegenwoordig niet gelijk.

Neoliberalen hebben niks op met het gelijkheidsbeginsel. Mensen zijn volgens hun niet gelijk aan elkaar. Artikel 1 vinden ze vast ook wel lastig, en ik denk dat het geen toeval was dat artikel 120 GW in 1983, dus vlak na het aantreden van neoliberaal Lubbers I, een zelfstandig artikel werd. De formulering van deze bepaling komt namelijk uit de Grondwet van 1953 (artikel 60), maar werd pas met de Grondwet van 1983 een zelfstandig artikel. (bron) En daarmee werd het gelijkheidsbeginsel, waar iedereen zo graag lippendienst aan bewijst, om zeep geholpen en ten grave gedragen. Het staat er wel, maar het klinkt als blah, blah, blah, niks te zien hier mensen en denk maar niet dat je er iets mee opschiet.

En iedereen vindt het maar gewoon. Ik niet. Als iedereen gek is, is iedereen normaal. Maar ik behoor niet tot iedereen.

Wat mij betreft mag er vandaag nog een eind komen aan die neoliberale farce.

Wees aardig voor jezelf en een ander en deel dit!